Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hun keel is [30]een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; [31]slangenvenijn is onder hun lippen. 30. Namelijk waar niets dan vuiligheid in is, en niets dan stank uitkomt. 31. Dat is, dodelijk vergif van kwaad spreken.